«

»

Jun
23

Uitreiking Anne Vondelingprijs aan Joost Oranje

Toespraak bij gelegenheid van de uitreiking van de Anne Vondelingprijs aan Joost Oranje (NRC), in de Noenzaal van de Eerste Kamer op 23 juni 2010.
Vondelingprijs voor Joost Oranje

Het is een eer om vandaag de Anne Vondelingprijs te mogen uitreiken. Af en toe wordt je in interviews gevraagd, welke politici je als een voorbeeld ziet. Het is moeilijk zo’n vraag te beantwoorden. In veel politici valt veel te bewonderen, maar er is natuurlijk -zeker als je hen wat beter hebt gekend- ook altijd wel iets waarvan je denkt: zo moet het toch maar niet. Er zijn zelfs politici voor wie ik een zwak heb, van wie ik altijd de mening wil kennen omdat het waarschijnlijk verstandig is die niet te volgen. Dat biedt houvast.

Maar Anne Vondeling noem ik altijd graag. Een briljante man met sterke overtuigingen. Een democraat in hart en nieren. Als je zijn naam uitspreekt denk je altijd: ‘Wil je en lam zijn of een leeuw?’

Die keus is op het eerste gezicht niet moeilijk; maar het probleem zit, zoals gebruikelijk, vooral in de uitvoering.
Er zijn veel steunberen voor een democratische samenleving, maar twee nauw verwante beginselen zou ik tot de fundamenten willen rekenen.

Het eerste beginsel probeert grenzen te stellen aan de voortdurende zucht van sommige mensen naar cumulatie van macht. De grondgedachte van deze mensen is dat meer macht je in staat stelt meer voor elkaar te krijgen. Ze verwachten wellicht dat alles dan beter wordt. Het is een begrijpelijke veronderstelling, maar zoals de geschiedenis leert ook een heel gevaarlijke, in de eerste plaats voor andere mensen en uiteindelijk ook voor hen.

Macht delen is moeilijker, maar wel veel beter voor de maatschappelijke vrede.

Omdat mensen niet van nature tot het delen van macht komen heeft Montesquieu ons geholpen om daarvoor een logisch ontwerp te maken, de trias politica. Die werkt door de bank genomen natuurlijk prachtig. Maar het is interessant te zien hoezeer de laatste jaren vanuit de politiek met name aan de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht wordt geknabbeld.

Men ervaart het kennelijk als vervelend, dat anderen met het recht aan hun zijde bindende beslissingen kunnen nemen, terwijl men het zelf zoveel beter weet. Kijk dezer dagen eens naar reacties van politici op het vonnis van het Haagse Hof over de splitsing van energiebedrijven.

De zoektocht naar meer macht, overigens vaak onder de nobelste voorwendselen, ziet men ook in het onvermoeibare streven van sommigen om bijvoorbeeld burgemeesters aan meer macht te helpen, of om het aantal ministers te beperken tot zes of zeven kanjers, van wie de namen ons nog niet zo makkelijk te binnen schieten.

Het spreiden van macht, anderen bij machtsuitoefening betrekken en daarin laten deelnemen, werd vroeger in sommige politieke partijen als hoge ambitie met overtuiging uitgedragen. Naarmate de eigen fixatie op macht bij die partijen groeide is hun omvang echter navenant afgenomen.

Met enige overdrijving zou men kunnen stellen dat vroeger democratische partijen een leider hadden, en dat in de loop van de jaren veel leiders zijn gaan denken dat ze een partij hadden. Wij kennen daarvan tegenwoordig in een aantal opzichten succesvolle en minder succesvolle voorbeelden. Eenmanspartijen kunnen tegenwoordig veel zetels halen. Het is niet de richting die onze democratie op moet.

Fundament een is dus wat mij betreft: spreid macht. Het beste middel tegen gebreken in onze democratie is meer echte democratie. Ik heb daarbij echter niet het oog op het organiseren van een extra wandeling naar de stembus. Het moet gaan om het organiseren van betrokkenheid van burgers en het beperken van de arrogantie en fixatie op macht van de partijelites.

Het tweede fundament van onze democratie, is dat democratische machtsdragers zich over hun machtsgebruik horen te verantwoorden. Daar hebben mensen met macht vaak minder zin in dan je zou verwachten. Zij denken wellicht dat daardoor hun macht wordt verkleind. Hieraan ligt een ernstig misverstand ten grondslag. Zij geloven dat de macht die zij uitoefenen hun macht is, maar dat is natuurlijk niet zo. Ze mogen die macht van ons een tijdje zorgvuldig uitoefenen. Ze lijken soms op bankiers. Bankiers schijnen vaak te denken dat de aan hen toevertrouwde gelden bedoeld zijn om zelf rijker te worden.

Het gebouw van Montesquieu biedt een institutionele voorziening om verantwoording af te leggen en te eisen. Maar al te vaak liggen de handen van de controleurs van de macht op de warme buik van de mensen met macht. Te dikwijls treden controleurs als schildknapen voor de machthebbers op. Dualisme vinden deze controleurs lastig. Dualisme veronderstelt het vermogen om onafhankelijk te kunnen denken, om een beetje flink te zijn, om tegenspraak te leveren, en om het risico te willen lopen een volgende keer niet meer op een lijst te komen.

Maar ook de mensen met macht hebben al te vaak een afkeer van dualisme. Men heeft liever controleurs tegenover zich die steun geven dan mensen die een eigen opvatting hebben. Die horen niet in hun kudde thuis. En verder vinden veel bestuurders dat het dualisme vaak ten onrechte leidt tot het voortijdig einde van een loopbaan. Ik vind dat zeer overdreven. Dualisme is soms ingewikkeld, maar leidt er wel toe dat men in het rollenspel van de democratie zijn eigen verantwoordelijkheid beter invult.

Bij de kwestie Irak was de neiging van de regering om geen openheid te verschaffen en tegenspraak niet te waarderen -en van een deel van het parlement om dat de regering te gunnen- ongeëvenaard. Het meest schaamteloze was, dat bij de vorming van een kabinet werd geëist en toegezegd dat door het parlement geen onderzoek naar de Nederlandse politieke steunverlening zou worden ingesteld. In de praktijk was dat overigens niet veel anders dan wat het voorafgaande kabinet en de regeringspartijen op dit gebied hadden laten zien.
Toch is er een onderzoek gekomen, zij het geen parlementair onderzoek. Het kwam er onder druk van onvermoeibare nieuwsgierige journalisten, betrokken burgers en de Eerste Kamer. En uit het verslag van het onderzoek van de Commissie Davids bleek dat er toch wel wat fout was gegaan.

Dat weten we met de kennis van nu, maar het is een kleinigheid om aan de hand van het rapport aan te tonen dat dit ook de kennis van toen was. Kennis die voorhanden was, die publiek werd verspreid, die door ambtenaren werd aangedragen, maar die niet in de kabinetskraam te pas kwam.

In het Kamerdebat werd door een woordvoerder van een regeringspartij herhaaldelijk betoogd dat de besluitvorming van toen misschien niet helemaal goed was geweest, maar wel ontzettend integer. Daar zie je maar weer dat woorden in verschillende segmenten van de samenleving iets heel anders kunnen betekenen. Als je in de wetenschap gegevens met opzet terzijde schuift, ben je als wetenschapper niet integer bezig. En eigenlijk is dat in de politiek natuurlijk ook zo.

Je hoopt altijd tegen beter weten in dat verkiezingsuitslagen mede kunnen worden verklaard door beleidsdaden die je zelf toejuichte of verafschuwde. Mij even in die illusie koesterend, heb ik het verlies van sommige partijen bij de recente verkiezingsuitslag heel verdiend gevonden.

Waar macht moet worden opgedeeld om niet te worden misbruikt, waar mensen met macht altijd de grenzen van hun macht willen verleggen, waar deskundige ambtenaren en buitenstaanders niet worden gehoord en andere ambtenaren politici en openbaarheid willen afschermen van waarheid en werkelijkheid, is het goed dat er journalisten zijn die vasthoudend en onafhankelijk onderzoeken wat er echt is gebeurd. Dat waren er velen, ook in het Irak dossier, maar de bijdrage van Joost Oranje was exceptioneel.

Het is daarom een voorrecht om hem -en zijn collega’s die zich vastbijten in een duistere zaak tot de waarheid kan worden belicht- te eren door aan Joost Oranje vandaag de Anne Vondelingprijs te overhandigen.

Klaas de Vries